NORTH SEA JAZZ | Susanne Alt ‘Geen kloon zijn van iemand’
En toen was er weer een jazzsaxofoniste bij. We hadden al Carolyn Breuer die hier studeerde, maar terug ging naar Duitsland. Tineke Postma maakte twee cd’s en gaat straks Amerika veroveren in de band van drummer Terri Lynn Carrington. En dan is er Susanne Alt. Ze nam met haar kwartet net een cd in eigen beheer op (‘Nocturne’) waarvan ze er in korte tijd al vijfhonderd - en dat halen sommige sterren niet eens - verkocht via haar website, jazz-speciaalzaken en optredens. Ze debuteert nu op North Sea Jazz. “Ik kom er al tien jaar en nu sta ik er zelf met mijn eigen band. Een geweldige eer.”
Susanne Alt: ‘Ik wil muzikaal heel breed zijn. In de praktijk moet je ook wel. Er komen steeds meer muzikanten bij.’
Susanne Alts eerste cd valt op door verrassend eigen werk: emotionele stukken naast goed in het gehoor liggende, groovy thema’s. Ze denkt al aan een opvolger: “Daarop wil ik meer met de elektrische piano, Fender Rhodes, gaan doen”, zegt ze, “maar niet commercieel. Dan word ik onmiddellijk vergeleken met Candy Dulfer en dat heb ik tot nu toe maar weinig gehoord. En daar ben ik blij om. Ik vind Candy hardstikke goed, maar het is allemaal wat overgeproduceerd.”
Susanne Alt komt uit Würzburg en begon daar sax te spelen: “Vonden de jongens heel stoer en die vroegen me of ik mee wilde gaan naar workshops in de buurt, in Erlangen. De eerste keer daar was ik veertien of vijftien jaar. Toen wist ik dat ik muziek wilde studeren. De tweede keer ging ik denken aan jazz. En de derde keer wist ik het zeker.”
Ze won er een competitie voor jong talent, kreeg er een beurs en op advies van een Duitse trombonist ging ze in Amsterdam studeren. “Mijn ouders geven allebei muziekles; vader componeert en schrijft gedichten, moeder geeft gitaarles. Ze hebben me meteen geholpen. We letten niet op je keuzes, maar als je kiest, moet je consequent zijn en doorzetten, vonden ze. Ze zijn verre van rijk, maar mijn moeder is extra-lessen gaan geven om mij hier in Amsterdam te steunen.”
Ze had er les van onder anderen Ferdinand Povel en Jasper Blom, daarna ging ze naar Berlijn om bij Peter Weniger verder te studeren. Op haar cd staat een opdracht aan hem ‘Thanks for making me compose’. “Ik had hier alle basisdingen geleerd, jammer dat het vaak niet zo persoonlijk was, maar dat is onmogelijk als je met vijfentwintig saxofoonstudenten bent. In Berlijn waren er maar zes. En Weniger is echt een pedagoog, dat maak je niet meer mee. Hij heeft me verboden om standards te spelen. Voor mijn examen moest ik van hem mijn eigen stukken schrijven.”
Het hielp haar in het ontdekken van die eigen stem. Ze wil niet negatief zijn over haar conservatoriumtijd, maar ze heeft wel kanttekeningen: “Een nadeel is dat er één soort muziek de boventoon voert: wat tussen 1940 en 1958 gemaakt is, is goeie muziek. De rest is allemaal onzin. Dat is gevaarlijk. Ik wil juist heel breed zijn en in de praktijk móet je ook wel. Er komen steeds meer muzikanten bij.”
Haar eigen smaak is ook breed. Ze hoorde Joshua Redman in Paradiso in Amsterdam: “Waanzinnig goed, hij is mijn held. Heel diep van intensiteit en vol soulelementen. Ik houd ook van Maceo Parker en van oude dingen als het werk van Cannonball Adderley. Michael Brecker vind ik steeds mooier spelen en dieper gaan. Ik kan ontzettend genieten van iemand die heel goed bebop speelt. Ik hoor niet bij de BIM-huis-gemeente die zegt dat het stoffig is. Stoffig? Het moet goed zijn, maakt niet uit of het bebop is of free.” Maar ze luistert ook naar de hiphop van Snoop Dogg en in het najaar is ze te horen in de theatershow van Ivo Niehe.
Nog een stap verder bij zichzelf kwam ze via een vriendinnetje uit Duitsland dat kwam aanzetten met een bandje dat ze destijds in Erlangen had opgenomen. “Ik zat er met tranen in mijn ogen naar te luisteren. Ik speelde daar nog zonder na te denken, funky, helemaal Maceo, knallen! Toen dacht ik: het wordt niks als ik alleen mijn leraren geloof. Ik moet mijn eigen ding doen, anders word ik zo’n kloon van iemand. Ik weet dat ik niet de beste saxofoniste van de wereld ben. Maar wat maakt dat uit? Ik wil mensen verblijden, mezelf verblijden. Het heeft niets met arrogantie te maken dat ik op dat podium wil staan. Ik wil het naar mijn zin hebben en ben bereid daarvoor te werken. Ik wil spelen.”